Kaarsen gedicht:
Er branden zeven gekleurde kaarsen,
zeven kleuren van de tijd van leven van hen die gestorven zijn.
De zwarte kaars: Vertelt ons van de dagen van verdriet en rouw; momenten, waarin hun leven bepaald werd bij verlies, ziekte en dood; de momenten waarop zij de dagen beleefden als nachten.
De paarse kaars: Vertelt ons van de momenten van hun leven, waarop zij tekort schoten; momenten dat ze voelden, dat ze de ander tekort deden; maar ook momenten waarop zij niet kregen waar ze naar verlangden.
De groene kaars: Vertelt ons van de hoop en de verwachting, die er in hun leven was: van hun dromen, hun levenswerk, de plannen die ze maakten.
De rode kaars: Vertelt ons van de liefde in hun leven; de liefde die ze ontvangen hebben en de liefde die ze hebben kunnen doorgeven ook door de generaties heen.
De blauwe kaars: Vertelt van de trouw, die zij in hun leven hebben ervaren van hun ouders, partners, kinderen en andere mensen om hen heen; vertelt ook van de wijze waarop ze zelf trouw zijn geweest.
De gele kaars: Vertelt ons van de momenten met een gouden randje, waarop ze precies zeiden wat nodig was en een ander lieten stralen.
De witte kaars: Vertelt ons van de vreugde, die ze in hun leven hebben gekend; de momenten waarop ze van het leven hebben kunnen genieten, de goede tijd: de lieve mensen om hen heen, het plezier van sport, de natuur, muziek en hobby’s; vertelt van de momenten dat ze zichzelf konden en durfden te zijn en tot hun recht konden komen.
Zo was hun leven gekleurd: het kreeg kleur door goede en
en minder goede tijden, door tijden van teleurstelling en hoop, door tijden van verdriet en vreugde.